Hoe wordt uw tweede verblijf in Frankrijk belast?
De ligging en het aangename klimaat maken van Frankrijk het land bij uitstek voor een tweede verblijf. Bent u eigenaar van een tweede verblijf in Frankrijk, dan bent u daar uiteraard ook verschillende belastingen en taksen verschuldigd. Frankrijk is immers bevoegd om belastingen te heffen op onroerende goederen die zich op zijn grondgebied bevinden.
Maar hoe zit het in België? Moet u nog andere belastingen betalen op uw tweede verblijf in het buitenland? We bekijken deze situatie vanuit de personenbelasting. Wat hierna volgt, geldt niet alleen voor een tweede verblijf in Frankrijk, maar voor alle landen waarmee België dubbelbelastingverdragen heeft gesloten.
Wat is het principe?
Als Belgisch rijksinwoner onderworpen aan de personenbelasting bent u ertoe gehouden alle onroerende inkomsten aan te geven, behoudens die van de gezinswoning. De ligging van het onroerend goed (in België of in het buitenland) en het gebruik dat ervan wordt gemaakt (eigen gebruik, verhuur …) zijn van weinig belang. De taxatie zal vaak gebeuren op basis van een ‘fictief’ inkomen. In principe zullen buitenlandse onroerende inkomsten vrijgesteld zijn van belasting, maar zullen ze wel mee in aanmerking worden genomen voor het progressievoorbehoud. We komen hier verder nog meer in detail op terug.
Een tweede verblijf in België of het buitenland
Bent u eigenaar van een tweede verblijf in België dat al dan niet verhuurd wordt aan particulieren, dan dient u het kadastraal inkomen aan te geven. U zult forfaitair belast worden op het geïndexeerde kadastraal inkomen verhoogd met 40%.
Dat geïndexeerde kadastraal inkomen verhoogd met 40% zal beschouwd worden als een ‘onroerend inkomen’.
De berekening zal gebeuren door de fiscale autoriteit belast met de behandeling van uw fiscale aangifte.
U dient enkel het niet-geïndexeerd kadastraal inkomen te vermelden.
Tot aanslagjaar 2021 (inkomsten 2020) moest u, indien uw buitenverblijf zich in het buitenland bevond, de ‘buitenlandse inkomsten’ van dat buitenverblijf in uw fiscale aangifte vermelden door de ‘brutohuurwaarde’ te vermelden. Dat zijn de huurinkomsten die u had kunnen verdienen mocht u de woning een volledig jaar verhuurd hebben.
Voor Frankrijk mag u van de fiscus gebruikmaken van de ‘valeur locative cadastrale’ en voor Spanje van de ‘valor cadastral’.
Het aangegeven bedrag wordt door de fiscus automatisch verminderd met een kostenforfait van 40%.
De onroerende inkomsten uit buitenlands vastgoed (gelegen in een land waarmee België een dubbelbelastingverdrag sloot) worden in principe niet ‘an sich’ belast in België, maar worden wel in rekening gebracht om het toepasselijke belastingtarief te bepalen op uw overige (in België) belastbare inkomsten. Dat is wat we het progressievoorbehoud noemen.
Vanaf aanslagjaar 2022, inkomstenjaar 2021, dit jaar dus met andere woorden (en de momenteel in te vullen belastingaangifte), wordt de aangifte van buitenlandse inkomsten onder druk van Europa in lijn gebracht met de regeling die al jaren geldt voor de tweede verblijven die in België gelegen zijn.
Het Europees Hof heeft zich uitgesproken over het verschil in fiscale behandeling tussen een tweede verblijf gelegen in het buitenland en in België voor een Belgische rijksinwoner. Het Hof oordeelde dat België het vrije verkeer van kapitaal schond aangezien de huurwaarde voor een tweede verblijf in het buitenland (niet verhuurd) of de werkelijk ontvangen huuropbrengsten (indien verhuurd) over het algemeen hoger zijn dan de forfaitaire belastbare grondslag die geldt voor een in België gelegen onroerend goed (al dan niet verhuurd). Dat verschil in behandeling kon Belgische rijksinwoners er volgens het Hof toe aanzetten af te zien van een investering in het buitenland.
De taxatie van die buitenlandse onroerende inkomsten zal dus ook gebeuren op basis van het kadastraal inkomen, op dezelfde manier als voor de in België gelegen onroerende goederen. De forfaitaire kostenaftrek van 40% verdwijnt. De onroerende inkomsten van in het buitenland gelegen vastgoed (verhuurd of niet) zullen bepaald worden op basis van het kadastraal inkomen verhoogd met 40%.
Interesten betaald voor de financiering van het vastgoed kunnen in mindering gebracht worden.
De fiscale impact van die verandering zal in principe erg beperkt zijn vermits die onroerende inkomsten vrijgesteld zijn van belasting met progressievoorbehoud.
Indien u als Belgische rijksinwoner reeds vastgoed bezat in het buitenland en u dat logischerwijs in uw voorgaande belastingaangiftes vermeld hebt, dan heeft de fiscale administratie u in 2021 gecontacteerd om zelf een kadastraal inkomen toe te kennen aan dat in het buitenland gelegen vastgoed. Om het kadastraal inkomen vast te stellen heeft de administratie zich gebaseerd op de nettohuurwaarde van die onroerende goederen in 1975 en indien ze niet over die gegevens beschikte, is het kadastraal inkomen gelijk aan 5,3% van de actuele normale verkoopwaarde vermenigvuldigd met een correctiefactor die varieert naargelang het jaar van verwerving. Dat kadastraal inkomen werd u in de loop van 2022 meegedeeld.
Is dat niet het geval (vastgoed aangekocht na 31/12/2020, of geen voorgaande aangifte), dan moest u zelf die goederen spontaan aangeven bij de Administratie Opmetingen en Waarderingen. U deelt de gegevens van het vastgoed mee alsook de actuele verkoopwaarde. Doet u dat niet, dan riskeert u een boete.